Home » Blog » Enkel Tapen; de theorie

Enkel Tapen; de theorie

Wanneer een patient een enkelblessure heeft, kan het een optie zijn om de enkel te versterken middels een tapetechniek. Er zijn vele technieken mogelijk om uit te voeren, de therapeut maakt hierin zijn keuze. In deze post de theorie achter het tapen.

In de post van 14 oktober ’14 zijn we dieper ingegaan op de achtergrondinformatie van enkelblessures. Ditmaal gaan we dieper in op een therapeutische techniek; het tapen van de enkel. We starten in deze post over de achtergrond van het tapen, daarna presenteren we  in een volgende post een ‘handleiding’ hoe een tapetechniek uitgevoerd kan worden.

Werking tapen

Er zijn verschillende soorten tape en verschillende enkel tape technieken mogelijk. De tapesoorten zijn grofweg in te delen in de elastische (kinesio tape / medical tape) en niet-elastische tape (‘witte’ sporttape / Leukotape varianten). Elastische tape zou een continue trekkracht uitoefenen en bij volledige uitrekking de beweging beperken, terwijl de niet-elastische tape met name de beweging inperkt.  Naast de ‘immobiliserende’ werking is er hypothetisch ook een mogelijkheid dat spieractiviteit veranderd door de tape applicatie. Een gevolg hiervan, of wellicht losstaand, is dat de houding (of het aanhouden van de houding – Postural Control) beïnvloed wordt. Logischerwijs is er ook een ‘ervaren’ werking, wanneer je getaped bent voel je de tape trekken op de huid en mogelijkerwijs heb je het gevoel dat je stabieler bent (“Percieved Stability”), wat deels ook door een placebo effect zou kunnen komen. We richten ons nu vooral op de niet-elastische ‘witte sporttape’.

Immobiliteit

Laten we starten met de immobiliserende werking, hetgeen waar meestal standaard van uitgegaan wordt als zijnde dé werking wanneer we een enkel tapen. In verscheidene onderzoeken is aangetoond dat na taping de mobiliteit significant afneemt, zoals bedoeld met de techniek. Best et al (2014) geeft bijvoorbeeld een afname van de passieve ROM van inversie van 50,3% na  het tapen van de enkel. Helaas is het zo dat het continu bewegen van het gewricht een negatief effect heeft op deze immobiliteit, het zogenaamde loosening effect.

Om het gewricht effectief te immobiliseren is het van belang de volledige beweging bij het verzwikken goed inzichtelijk te hebben. Over het algemeen spreken we over een inversie trauma, waar de inversie beweging het laterale banden complex op spanning en zet en beschadigd.
Inversie is een combinatie van een supinatie, plantairflexie, endorotatie en adductie (zie afbeelding).

Inversie Trauma: Plantairflexie + Suppinatie + Endorotatie + Adductie (Golano et al, unpublished)
Inversie Trauma: Plantairflexie + Supinatie + Endorotatie + Adductie (Golano et al, unpublished)

Het is dus van belang om al deze componenten zo veel als mogelijk te reduceren. Plantairflexie is hierbij een grote component, welke in het bovenste spronggewricht plaatsvindt. De overige bewegingen vinden plaats in het onderste spronggewricht. Wanneer we het bovenste spronggewricht uitschakelen middels het fixeren van het os talus, zien we ook direct een gereduceerde totale inversiemogelijkheid (zie foto).

Totale inversiemogelijkheid. Links met fixatie op het os talus. Rechts met fixatie op mediale en laterale maleolie (en dus mét mogelijkheid tot plantiarflexie)
Totale inversiemogelijkheid. Links met fixatie op het os talus. Rechts met fixatie op mediale en laterale maleolie (en dus mét mogelijkheid tot plantiarflexie)
Vanaf de zijkant; duidelijk zichtbaar is de toegenomen plantairflexie van het BSG wanneer het os talus niet gefixeerd wordt (rechts) t.o.v. links.
Vanaf de zijkant; duidelijk zichtbaar is de toegenomen plantairflexie van het BSG wanneer het os talus niet gefixeerd wordt (rechts) t.o.v. links.

Loosening Effect

Door het vele bewegen van het gewricht gaat de enkel tape constructie losser zitten; het loosening effect. Vele studies vinden een afname van de immobiliserende werking van wel 50% na 20-30 minuten, waarna er dus nog steeds een immobiliserende werking is. Wat er in totaal overblijft, verschilt nogal per studie, waarschijnlijk door de oefeningen die de sporters met tape om moesten doen. Meana et al vond een 40% verlies na 30 minuten allerlei zigzag en sprong oefeningen te doen, Alt et al vond slechts een 4-14% verlies na 20 minuten hardlopen plus sprongoefeningen. Best et al (2014) vond echter dat er na 45 minuten voetbal bij professionele voetballers geen enkel immobiliserend effect meer was (zie onderstaande afbeelding).  Het loosening effect is dus in ieder geval een effect welke optreedt en waar rekening mee moet worden gehouden.

Loosening Effect volgens Best 2014
Loosening Effect volgens Best 2014

Spieractiviteit

Tapen zou een directe invloed kunnen hebben op spieractiviteit. Bij voetballers is bekend dat verzwikkingen veel vaker voorkomen in het laatste half uur van de wedstrijd, dus wanneer de speler moe is (Woods et al 2003). Het aansturen van de spier, de neuromusculaire vertraging (neuromuscular latency), ofwel het dynamische verdedigingsmechanisme om niet te verzwikken, is negatief veranderd. De spieren verantwoordelijk voor het tegengaan van de inversie (dorsaalflexoren en mm. peronei) spannen dus feitelijk te laat aan (Gleeson et al 1998, Konradsen et al 1997, Alt et al 1999, Rozzi et al 2000, Briem et al 2011 ), zie onderstaande afbeelding.

Verminderde spieractiviteit bij enkelklachten
Verminderde spieractiviteit bij enkelklachten

Briem et al (2011) heeft onderzoek gedaan naar de invloed van verschillende soorten tape op de spieractiviteit. Waar je wellicht zou verwachten dat kinesiotape, door zijn continu aanwezige trekkracht, de meeste activiteit zou veroorzaken, is het juist zo dat ‘witte sporttape’ juist een spier activerende werking heeft. Zie de afbeelding hieronder. Ook in andere studies is dit resultaat gevonden, zoals in Cordova et al (2003) en Wilkerson (2002). Om effectief te tapen tégen een inversietrauma is het wederom van belang om dan dus de spieren die deze beweging tegen te gaan te faciliteren; de dorsaalflexoren en de spieren die eversie tot stand brengen, zoals de mm. peronei.

Spier activiteit onder verschillende condities
Spier activiteit onder verschillende condities

Postural Control

Tussen de 19-72% van de patienten met terugkerende enkelklachten onwikkelen een functionele enkel instabiliteit. Mensen met een functionele enkel instabiliteit (ook wel chronische enkel  instabiliteit) hebben een verminderde Postural Control; de dynamische stabiliteit is afgenomen (Monteleone et al 2014) waardoor ze hun houding niet goed kunnen handhaven (Eechaute et al 2009). Dit is meetbaar te maken met bijvoorbeeld de Multiple Hop Test (Eechaute et al 2009), of de (modified) Star Excursion Balance Test (mSEBT). Delahunt et al (2010) heeft onderzocht of de Postural Control veranderd door tapen, zowel met een standaard variant als met de Fibula Repositie Tape. De conclusie was echter dat er geen effect was; proefpersonen met tape of FRT presteerde niet significant beter of slechter dan zonder tape. Wel was de ervaren stabiliteit (Percieved Stability) toegenomen, net als het vertrouwen in de enkel.

Wanneer tapen?

Revalidatie

De richtlijn enkelletsel 2006 van het KNGF schrijft het volgende over enkel tapen:
“De werkgroep is van mening dat in de revalidatie na de acute fase van een inversietrauma de keuze voor tape of brace afhankelijk is van de voorkeur van de patiënt. In het geval van intensieve begeleiding op hoog (topsport)niveau is het mogelijk om in de acute fase reeds te starten met tape indien de tape dagelijks vervangen kan worden. De werkgroep adviseert om onder de tape een kleefbandage aan te leggen.”
Belangrijk hierin is dat je niet-elastische tape dagelijks moet vervangen. Dit heeft deels te maken met het feit dat water niet goed voor tape is; zowel qua werking als voor de vochtige omgeving die gecreëerd wordt en de bijbehorende schimmels/bacteriën. Anderzijds heeft dit te maken met de zwelling; een knellende tape zal de patient niet faciliteren om een dynamisch gangpatroon aan te nemen, terwijl dat juist het doel is in het revalidatie traject.

Preventie

Preventief tapen wordt met name in de sport gedaan. Volgens Verhagen et al (2000) neemt zowel de incidentie af als de ernst van de gevallen dat men wél door de enkel gaat (14,7 verzwikkingen per 1000 wedstrijden met tape t.o.v. 32,8 per 1000 wedstrijden zonder tape, waarbij de tape groep meer atleten had die al eerder een verzwikking hadden gehad en dus een vergroot risico hadden op wederom een verzwikking.). De richtlijn enkelletsel 2006 van het KNGF schrijft hierover:
“Tape en brace (niveau 1). Het is aangetoond dat het gebruik van tape of een brace de kans op enkelletsel bij hoge risicosporten verkleint. Bij personen met een enkelletsel in de ziektegeschiedenis verkleint het gebruik van tape of een brace de kans op recidiefl etsel en de ernst van het letsel. Kwaliteit gevonden artikelen: A1 (Handoll et al., 2001; Stomp et al., 2005; Verhagen et al., 2000).”

Mythes

1. Als je vaker door je enkel gaat, krijg je slappe enkelbanden

Op zich een stelling die redelijk logisch klinkt. Vaak erdoor heen gaan zorgt voor uitrekking van de banden en daardoor een afname van de passieve stabiliteit (ook wel laxiteit genoemd). Een van de belangrijkste risicofactoren voor het verzwikken van de enkel is een eerder ervaren verzwikking (Beynnon et al 2002). Echter kan dit niet worden uitgelegd door laxiteit van de banden. Liu et al (2013) hebben aangetoond, met behulp van een arthrometer (ICC 0.90-0.97), dat er geen relatie bestaat tussen het veelvuldig door de enkel gaan en een toenamende mate waarin de voet naar voren bewogen kan worden (anterior displacement) en/of in andere richtingen zoals inversie/eversie.  Waarschijnlijk wordt de ‘giving way’ bij mensen met veelvuldige doorzwikken van de enkels dus niet door laxiteit bepaald, maar door andere factoren. Conclusie; je krijgt geen slappe enkelbanden als je vaker door je enkel gaat!

Scatterplot van relatie tussen Anterior Deplacement en aantal eerdere verzwikkingen (p = -0.08; P = 0.16)(Liu et al, 2013)
Scatterplot van relatie tussen Anterior Deplacement en aantal eerdere verzwikkingen (p = -0.08; P = 0.16)(Liu et al, 2013)

2. Als je vaak getaped wordt, krijg je luie spieren

Je hoort het best vaak; met regelmaat tapen is slecht voor je want dan worden de spieren lui. Een interessante stelling om dus te onderzoeken, moeten Midgley et al (2007) hebben gedacht. Ze hebben onderzocht of mensen die vaak getaped of gebraced sporten aan het eind van een volleybal seizoen een andere spieractivatie (middels EMG) of reactie tijd hebben bij onverwachte inversie bewegingen (zie afbeelding). De conclusie bleek te zijn dat er geen neuromusculaire veranderingen waren in de spieractivatie of reactietijd door het dragen van tape of een brace. Je krijgt dus geen ‘luie’ spieren van veelvuldig tapen!

Desalniettemin is het  verstandig om niet te afhankelijk te zijn van externe steun, maar het lichaam te trainen om zelf voldoende stabiel te zijn. De KNGF richtlijn Enkelletsel 2006 zegt hierover:

“Tape en brace (niveau 4). De werkgroep is van mening dat routinematig gebruik van tape of een brace tijdens sport of anderszins belastende werkzaamheden, op termijn, een negatieve invloed kan hebben op de functionele stabiliteit. De werkgroep is van mening dat het herwinnen van de functionele stabiliteit het einddoel vormt van de behandeling en adviseert te streven naar een afbouwend beleid ten aanzien van het gebruik van externe steunmiddelen. Het routinematig gebruik van tape of brace moet naar de mening van de werkgroep zo veel mogelijk beperkt blijven tot wedstrijden bij maximale sporters.”

Opstelling voor onverwachte inversiebewegingen om reactietijd van mm. peronei te meten (Midgley et al 2007)
Opstelling voor onverwachte inversiebewegingen om reactietijd van mm. peronei te meten (Midgley et al 2007)

3. Als je een holvoet hebt, ga je sneller door je enkel

Volgens Beynnon et al 2002, een systematische review naar risicofactoren, blijkt het voettype geen risicofactor te zijn voor het krijgen van een enkelverzwikking. Wel kan dit zorgen voor meer overbelastings problematiek. De breedte van de voet is overigens wel een risicofactor; een bredere voet zorgt dat er áls je door je enkel gaat, de momentarm groter is en daardoor een grotere kans is op schade. Conclusie; een holvoet zorgt er niet voor dat je sneller door je enkel gaat!

 

Bronnen

Best R, Mauch F, Böhle C, Huth J, Brüggemann P. Residual Mechanical Effectiveness of External Ankle Tape Before and After Competitive Professional Soccer Performance. Clin J Sport Med 2014;24:51–57
Meana M, Alegre LM, Elvira JL, et al. Kinematics of ankle taping after a training session. Int J Sports Med. 2008;29:70–76.
Alt W, Lohrer H, Gollhofer A. Functional properties of adhesive ankle taping: neuromuscular and mechanical effeccts before and after exercise. Foot Ankle Int. 1999;20:238–245.
Woods C, Hawkins R, Hulse M, et al. The Football Association Medical Research Programme: an audit of injures in professional football: an analysis of ankle sprains. Br J Sports Med. 2003;37:233–238.
Gleeson NP, Reilly T, Mercer H, et al. Influence of acute endurance activity on leg neuromuscular and musculoskeletal performance. Med Sci Sports Exerc. 1998;30:596–608
Konradsen L, Voight M, Hojsgaard C. Ankle inversion injuries: the role of the dynamic defense mechanism. Am J Sports Med. 1997;25:54–58.
Rozzi SL, Yuktanandana P, Pincivero DM, et al. Role of fatigue on proprioception and neuromuscular control. In: Lephart SM, Fu FH, eds. Proprioception and Neuromuscular Control in Joint Stability. Champaign, IL: Human Kinetics; 2000:375–383.
Briem K, Eythörsdöttir H, Magnúsdóttir RG, Pálmarsson R, Rúnarsdöttir T, Sveinsson T. Effects of Kinesio Tape Compared With Nonelastic Sports Tape and the Untaped Ankle During a Sudden Inversion Perturbation in Male Athletes. J Orthop Sports Phys Ther 2011;41(5):328-335, Epub 5 January 2011. doi:10.2519/jospt.2011.3501.
Eechaute C, Vaes P, Duquet W. The Dynamic Postural Control Is Impaired in Patients with Chronic Ankle Instability: Reliability and Validity of the Multiple Hop Test. Clin J Sport Med 2009;19:107–114
Cordova ML, Ingersoll CD. Peroneus longus stretch reflex amplitude increases after ankle brace application. Br J Sports Med. 2003;37:258–262.
Wilkerson G. Biomechanical and neuromuscular effects of ankle taping and bracing. J Athl Train. 2002;37:436–445.
Monteleone BJ, Ronsky JL, Meeuwisse WH, Zenicke RF, Ankle Kinematics and Muscle Activity in Functional Ankle Instability.  Clin J Sport Med 2014;24:62–68
Delahunt E, McGrath A, Doran N, Coughlan GF. Effect of taping on actual and perceived dynamic postural stability in persons with chronic ankle instability. Arch Phys Med Rehabil 2010;91:1383-9.
Verhagen EALM, Mechelen W, De Vente W. The Effect of Preventive Measures on the Incidence of Ankle Sprains. Clin J Sport Med 2000;10:291–296.
Liu K, Gustavsen G, Kaminski T. Increased Frequency of Ankle Sprain Does Not Lead to an Increase in Ligament Laxity. Clin J Sport Med 2013;23:483–487
Midgley W, Hopkins T, Feland B, Kaiser D, Merril G, Hunter I, The Effects of External Ankle Support on Dynamic Restraint Characteristics of the Ankle in Volleyball Players. Clin J Sport Med 2007;17:343–348
Beynnon BD, Murphy DF, Alosa DM. Predictive factors for lateral ankle sprains: a literature review. J Athl Train. 2002;37:376–380.
KNGF richtijn Enkelletsel 2006.